Tsja, de titel van het verhaal doet me een beetje denken aan een streekroman: ‘Mijn kinderen eten turf.’ Dat doen die van mij niet. Zwemmen, dat doen ze. Duiken, plonsen, de een nog op zwemles, de ander recreatief en de derde semi-professioneel, op de Reddingsbrigade. Bij het afzwemmen voor het A-diploma werd ik zelf al een beetje moe van het kijken. Bij het B-diploma sta ik versteld hoe mijn kroost toch al wel niet kan zwemmen. Bij het afzwemmen voor het diploma C zat ik bijna de hele tijd met mijn mond open hangend. Tenminste, zo voelde ik me wel. Tjonge jonge, wat moeten ze daar véél voor zwemmen. En op veel verschillende manieren. En met veel kleren aan. En ook veel onder water.
Daar komen we bij de titel terug: al mijn kinderen, met vele, genoeg of zonder diploma’s, vertoeven tijdens zwemles, zwembadbezoek en trainingen geregeld tussendoor even voor de zomaar, de flauwekul, de leuk onder water. Ze duiken het water in alsof het niks is.
Ik kan dat dus niet hè. Destijds bij de zwemles, heeeeeeeel lang geleden, kon ik geen zeven meter onder water blijven omdat ik als wrakhout boven kwam drijven. Wel met het gezicht in het water, maar het telde toch niet. En dat gezicht in het water was dan al heel wat voor mij. Dat vergde mentale en morele voorbereiding. Zwemmen is nooit mijn hobby geworden. Bij zwembadbezoek hoef ik niet zo nodig van de glijbaan en zomaar in het water duiken, of zelfs springen, is ook niet echt aan mij besteed. Weet u wat er gebeurt als je dat doet?! Dan kom je met je hoofd onder water! En onder water kun je niet ademhalen! Tenminste, ik niet. Ik ben na zo’n kopje-onder-actie nog drie baantjes bezig met al dat overtollig water uit mijn hoofd te krijgen.
Mijn kinderen komen nat en lachend boven. Laat ze maar mooi doen. Ik kijk graag lachend toe. Vanaf de kant.