De wintertijd is weer ingegaan, in de winkeletalages worden de eerste kerstbomen al weer opgetuigd, en dus zal het niet zo lang meer duren dat we sinterklaas weer in gaan halen. In de tijd dat de pieten nog zonder discussie zwart waren van het roet en dat ze gewapend met een roe en jutezak op zoek gingen naar stoute kinderen, hadden zo tegen eind oktober de winkeliers in Mariënheem hun jaarlijkse overleg al weer achter de rug. Er werden dan weer afspraken gemaakt in welke volgorde ze dat jaar hun traditionele “sunterklaosaomd” zouden organiseren. “Sunterklaosaomd” was de benaming van een spelletjesavond waar de nodige krentenbroden, taarten, droge worsten, speculaaspoppen en verder alles wat er in de kruidenierswinkels te koop was, werden ingezet als prijs bij de wedstrijd spelletjes.
Dat jaar (rond 1950) zou Schoorlemmer beginnen in de bakkerij, als tweede zou de Koenjer volgen, met als lokatie de eierschuren, als derde zou Thomas aan de beurt zijn met het spektakel in de bakkerij met schuur en als laatste was Dieke aan de beurt met als speelzaal, de paardenstallen. Over de prijzen werden geen afspraken gemaakt, ieder voor zich maakte wel uit hoe hoog de inzet en wat de prijzen zouden zijn. De winkeliers hadden voor deze avonden maar één doel: “omzet vergroten”. Voor de bezoekers was het een soort “casino”. De inzet was meestal 1 of 2 dubbeltjes en soms een kwartje, maar dan was de prijs ook minstens een flinke slagroomtaart!
Bij Thomas in de schuur was het altijd volle bak. Zo ook die avond. Antoon had met “pijltjesgooien” al een aantal speculaaspoppen en krentenbroden gewonnen en Willem deed daar niks voor onder. Het liep al tegen half tien, dus werd het langzamerhand tijd om te stoppen. Thomas had in de winkel nog een slagroomtaart gevonden en kwam er lachend mee aanlopen. “Jongens nog één rondje”, riep hij “minimaal 14 deelnemers en de inzet is een kwartje”. Er werd heel democratisch gestemd over het te spelen spelletje en de meerderheid was voor spijkerslaan. Willem begon al te glunderen, want dat was toch echt wel zo’n beetje zijn specialiteit. Nadat er voldoende deelnemers waren “geronseld” kon de strijd beginnen. Een groot houtblok, een stevige hamer en maximaal 3 klappen om een 4 duims spijker in het blok te slaan, daar werd de strijd mee gestreden.
Antoon lag met 21 mm aan de kop toen Willem aan de beurt was. De eerste klap was goed raak. De tweede klap was nog harder maar half mis. Hij sloeg de spijker krom en een enorme deuk in het hout naast de spijker. De spijker werd recht getimmerd en de laatste klap was hard en raak. Willem glunderde, hij wou de taart al in ontvangst nemen toen er vanaf een baaltje hooi een pieperig “ikke mut ok nog” klonk. Dat was Mansie. Mansie had de hele avond nog niet meer als één speculaaspop gewonnen. Het was een schriel kereltje en vader van een groot gezin. Met alle kracht die in hem zat gaf hij drie geweldige klappen op de spijker, allemaal raak! .
Met het blote oog was er geen verschil in lengte te zien tussen de spijkers van Willem en van Mansie. Thomas pakte daarop plechtig een duimstok en nam de maat. Mansie, 18 mm en Willem 19 mm. Willem keek even verbouwereerd maar was sportief en gaf Mans de hand. Glunderend nam Mans de taart van Thomas in ontvangst. Tjonge jonge, een hele taart , dat werd feest voor zijn hele gezin.
Onderweg naar huis keek Gaitie de jongste zoon van Mans zijn vader glunderend aan en zei , “zag ie det ok va”? “Thomas stak de duumstok bie de spieker van Willem precies in ’t kuultie.” Mans zei niks, grinnikte tevreden en dacht “toch ’n beste kerel die Thomas”.