Dit was de titel van een televisieprogramma uit de jaren negentig, over televisieprogramma’s uit de jaren zeventig, toen mensen massaal thuis bleven voor al die nieuwigheid. Ik bedacht me laatst: over twintig jaar vertellen onze kinderen aan hun kinderen hoe stil het was op straat toen het Covid-19 virus over de wereld waarde.
Want het is stil op straat. Het is stil op de scholen. Het is stil in restaurants, theaters en kroegen. Na een moeilijke opstart is het ook stil in recreatiegebieden. In winkels komen nog wel mensen: wij mogen nog boodschappen halen. Maar: wel met een winkelwagentje of mandje waarvan het handvat na iedere klant ontsmet wordt. Sowieso in de supermarkten verplicht met een karretje, om de anderhalve meter afstand gemakkelijker te waarborgen. En, zo indruisend tegen de oer-Nederlandse werkmoraal: als je verkouden bent, moet je thuisblijven.
Kinderen moeten ook thuisblijven. Ze moeten thuis hun schoolwerk maken, al dan niet begeleid door een al dan niet vanuit huis doorwerkende ouder en al dan niet gestoord door kleine broertjes of zusjes. Clubjes en sport zijn afgelast. Jonge kinderen mogen buitenspelen, maar met een zeer klein aantal tegelijk en ook zij moeten afstand houden. Ouders moeten die afstand in de gaten houden en zelf allemaal bij elkaar uit de buurt blijven.
En dan hebben wij het in Nederland nog gemakkelijk. In veel andere landen mag je alleen met speciale toestemming je huis uit en controleert het leger of iedereen zich aan dit ‘huisarrest’ houdt. Toeristische trekpleisters waar het normaal gesproken wemelt van de mensen zijn nu leeg en stil. Je zou er mooi kunnen skeeleren, ware het niet dat jijzelf ook thuis moet blijven.
Het lijkt bar ongezellig, maar deze ‘social distancing’ is een zeer belangrijke SOCIALE maatregel: we proberen te voorkomen dat te veel mensen tegelijk ziek worden, te veel mensen tegelijk in het ziekenhuis komen met ernstige ademhalingsmoeilijkheden. In de ziekenhuizen is het ook stil, maar alleen in de publieke ruimtes. Op afdelingen wordt ontzettend hard gewerkt om de stroom aan patiënten te verwerken waarbij zeer nauwkeurig gelet moet worden op de hygiëne, ook alweer om dat rotvirus. In de zorg is het méér dan alle hens aan dek om te doen wat gedaan moet worden. Alle hulde. Al deze mensen verdienen een lintje.
Weet u wat ik nu zo mooi vind? Het lijkt bar ongezellig, maar in deze tijden worden mensen ook allemaal creatief en inventief. Restaurants zijn dan wel gesloten, maar maaltijden afhalen of bezorgd krijgen kan nu wel. Een stoepkrijttekening onder het raam waar oma in het verzorgingstehuis woont, kan nu wel. Een chatfunctie binnen geen tijd inbouwen in een schoolsysteem, kan nu wel. Vergaderen via video met een peuter op schoot, kan nu wel. Op een lagere kwaliteit Netflix kijken, kan nu wel. Iedereen kan op zijn of haar beurt wachten tot er weer voldoende ruimte is in de winkel. Men kan vanaf de eigen kant van de heg koffie drinken met de buurvrouw. Boodschappen of pakketjes worden voor de voordeur gezet en met een pas van de bezorger achteruit, is het weer veilig afgeleverd. Ook hulde voor winkeliers, supermarktmedewerkers, pakketbodes, vuilnisophalers… zij zien dagelijks toch heel veel mensen. Maar wel op gepaste afstand.
Het lijkt asociaal: geen verjaardagsfeest vieren, geen kletspraatje met een kennis in de supermarkt, geen hand geven bij een afspraak. Maar met z’n allen laten we juist door zulke dingen zien dat we als het nodig is, toch echt wel ons gedrag kunnen aanpassen voor het gemeenschappelijk doel. Zelfs wij, trotse en vaak koppige Nederlanders. Van een afstand zijn we meer samen dan ooit. En weet u? Ook dàt kunnen onze kinderen straks aan hun kinderen vertellen.